Wilsbekwaamheid wat is dat nu precies?
“Wilsbekwaamheid wil zeggen dat je in staat bent om informatie in je hoofd te verwerken tot besluiten. Dat besluit kan naar de mening van een ander dom zijn of wijs. Het gaat niet om de uitkomst, maar om de mogelijkheid een besluit te nemen. Denk bijvoorbeeld aan een man die geen enkel ziekte inzicht heeft en vindt dat er met hem niets aan de hand is. Hij kan op dat punt wilsonbekwaam zijn. Op het moment dat hij beseft dat hij impotent is door de medicijnen, kan hij wel wilsbekwaam zijn als het gaat om zijn bezwaren tegen die medicijnen. Iemand is altijd alleen wilsonbekwaam ter zake van een bepaalde beslissing.
Wat is in dit kader verzet?
In de oude wet BOPZ ging het om de vraag of iemand in staat is om te zeggen ‘ja, ik ben akkoord’. We noemden dat de ‘nodige bereidheid’. Veel mensen kunnen dit niet omdat ze in de war zijn of apathisch. In de Wvggz is dit principe verlaten en spreken we van ‘verzet’. Verzet betekent in dit geval dat je bestendig aangeeft dat je iets niet wilt. Een voorbeeld: een oude vrouw in een verpleeghuis loopt steeds met het bezoek mee naar de deur. De verzorgende neemt de vrouw vriendelijk bij de hand en brengt haar terug voor een kopje thee in de huiskamer. Dat is geen verzet omdat ze met enige drang en overtuigingskracht terugkeert. Maar als de vrouw continu, dus ook bij dat kopje thee, aangeeft dat ze weg wil, dan spreken we van verzet. Denk ook aan de cliënt die de behandeling accepteert omdat hij anders mogelijk zou kunnen worden opgenomen. De uitdaging voor zorgverleners is om te herkennen wanneer er echt sprake is van verzet. Waar eindigt drang en begint dwang?
Hoe is de relatie tussen wilsbekwaamheid en verzet?
Je mag iemand alleen behandelen als die persoon daarmee akkoord is. Op het moment dat iemand geen ja en geen nee zegt, moet je beoordelen of de persoon wilsbekwaam is. Bij wilsonbekwaamheid zorg je voor een vertegenwoordiger waarmee je als behandelaar afspraken maakt. Als de persoon zelf vervolgens geen bezwaar maakt, komt de hele Wvggz niet in beeld. Maar als de persoon zich verzet, heb je als behandelaar een zorgmachtiging nodig. Wilsbekwaamheid en verzet horen altijd bij elkaar.
Op welke manier beschermt de beoordeling wilsbekwaamheid de betrokkene?
De bescherming zit er in dat je iemand niet zonder toestemming mag behandelen. Op het moment dat iemand zelf geen groen licht kan geven voor een behandeling, moet je als behandelaar zorgen voor een vertegenwoordiger of een mentor. Vaak wijst de persoon zelf iemand aan, bijvoorbeeld een familielid. Daarmee kun je als behandelaar dan afspraken maken over de behandeling. Als het niet lukt om met die vertegenwoordiger tot overeenstemming te komen of de patiënt zich zelf verzet dan heb je een machtiging nodig om toch te kunnen behandelen.
Wat zijn de grootste veranderingen in de Wvggz t.o.v. de BOPZ?
Naast de verandering waarbij we werken met ‘verzet’ i.p.v. de ‘nodige bereidheid’ is een grote verandering dat we nu ook ambulant verplichte zorg kunnen toepassen. Onder de oude wet moest iemand naar de kliniek komen, nu kan de persoon in de eigen omgeving blijven en daar gedwongen zorg ontvangen. Dat is de theorie. In de praktijk is dit een moeizaam verhaal. Want als iemand zich echt fysiek verzet tegen ambulante zorg, gaat de behandelaar de confrontatie echt niet aan. De behandelaar roept geen politie aan om een huis binnen te komen. Dan is opname toch al snel de enige reële mogelijkheid. Een andere verandering is dat het begrip ‘wilsbekwaamheid’ veel meer inhoud heeft gekregen. In de Wvggz moet wilsbekwaamheid worden gehonoreerd. We zeggen dan: ‘waarom moet je iemand die wilsbekwaam is in de ggz anders behandelen dan in een algemeen ziekenhuis?’ Dat betekent dat iemand die wilsbekwaam is en bezwaar maakt tegen bepaalde medicatie of een behandelvorm, dit bezwaar moet worden gehonoreerd zolang er geen gevaar is voor de persoon zelf en voor de omgeving.”