Ga naar inhoud

ECLI:NL:HR:2020:1271

Datum

10 juli 2020

Titel

Is voor vrijheidsbeperkende maatregelen bij (wilsonbekwame) personen die zich niet verzetten altijd Wvggz-maatregel nodig?

Essentie van de uitspraak

Onderdeel 2 van in het principale beroep klaagt dat de rechtbank de machtiging niet had mogen geven nu bij betrokkene geen sprake was van verzet in de zin van art. 1:4 Wvggz.

 

De Hoge Raad overweegt als volgt:

 

Uit de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater volgt dat betrokkene niet in staat was een coherent gesprek te voeren en daardoor geen toestemming kon geven voor de beoogde vrijheidsbeperkende maatregelen. Ook is niet gebleken dat een vertegenwoordiger voor betrokkene optrad. Voor dergelijke gevallen voorziet art. 1:4 lid 5 Wvggz in verbinding met art. 1:3 lid 4 Wvggz in de mogelijkheid van benoeming van een mentor, die bevoegd is namens de betrokkene in te stemmen met de beoogde zorg, dan wel zich daartegen te verzetten. De wet voorziet echter niet in de situatie (die kennelijk ook in dit geval aan de orde was) dat ook geen mentor is benoemd. Een dergelijke situatie zal zich dikwijls kunnen voordoen als het gaat om de vraag of een crisismaatregel moet worden getroffen of voortgezet. Aangenomen moet worden dat in dat geval zekerheidshalve een machtiging voor verplichte zorg kan worden verzocht en verleend. Het stond de rechtbank dan ook vrij de verzochte machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, ongeacht of bij betrokkene sprake was van verzet.

Relevantie voor de keten

Indien betrokkene wilsonbekwaam is en zich niet verzet én ook nog geen mentor of vertegenwoordiger is aangewezen dan moet zekerheidshalve een zorgmachtiging worden aangevraagd.

Aanvullende informatie

Formele relaties: in sprongcassatie op: ECLI:NL:RBOBR:2020:1247, Bekrachtiging/bevestiging – Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:539, Gevolgd

 

Plomp ‘Kroniek rechtspraak Wet verplichte ggz en Wet zorg en dwang Deel 1’ Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 2021/45:

Wanneer de betrokkene niet wilsbekwaam is ter zake van zorg en geen blijk geeft van instemming of verzet én de vertegenwoordiger namens hem instemt met die zorg, is er volgens artikel 1:4 lid 5 Wvggz sprake van instemming en (dus) geen verzet. Indien de betrokkene wilsonbekwaam is ter zake van zorg en geen vertegenwoordiger heeft, dient er een mentor te worden benoemd (art. 1:3 lid 4 Wvggz). Wat geldt er echter indien er (nog) geen mentor is en de wilsonbekwame betrokkene zich niet verzet? De Hoge Raad bepaalde in zijn uitspraak van 10 juli 2020 dat het in het belang van betrokkene is dat een rechter de zorg dan toetst. Aangenomen moet daarom worden dat in dat geval zekerheidshalve een machtiging voor verplichte zorg kan worden verzocht en verleend.16 De Hoge Raad acht het in dat geval dus in het belang van de betrokkene om de verleende zorg zekerheidshalve als verplichte zorg te beschouwen.’